Leiden University has reached an agreement with ESO to site a station of MASCARA (the Multi-site All-Sky CAmerRA) at ESO’s La Silla Observatory in Chile. The contract was signed by ESO Director General Tim de Zeeuw and Geert de Snoo, Dean of the Faculty of Science at Leiden University.
MASCARA is a planet-hunting instrument that will eventually consist of a number of individual stations operating at sites across the globe. Each station contains a battery of cameras which will monitor almost the entire sky visible from its location. Once all the stations have been installed, MASCARA will be able to provide almost all-sky coverage down to magnitude 8. Its main purpose is to find the brightest transiting exoplanets, but there are also a wealth of secondary science goals. MASCARA is expected to provide a catalogue of the brightest targets for future exoplanet characterisation missions.
The first MASCARA station is already operating on the Roque de los Muchachos Observatory on the island of La Palma in the Canary Islands. The second station, due to begin operation before the end of 2016, will take advantage of the excellent observing conditions at the La Silla site.
Mascara ESO announcementPubl. 2016-06-29 14:23:17
Twee sterrenkundestudenten van de Universiteit Leiden hebben voor het eerst de hele Melkweg in kaart gebracht door dwergsterren te tellen. Ze ontdekten er in totaal 58 miljard. Zeven procent daarvan blijkt zich in de buitengebieden van onze Melkweg te bevinden. Het resultaat is het meest complete model voor de verdeling van dit soort sterren. Hun bevindingen zijn vandaag gepubliceerd in het vaktijdschrift Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
De Leidse sterrenkundige Simon Portegies Zwart heeft in één klap de oplossing voor twee astronomische problemen gevonden. Met een uitgekleed computermodel verklaart hij hoe sterrenhopen hun structuur krijgen en hoe de ene ster een grotere stofschijf heeft dan de andere ster. Binnenkort publiceert het Britse tijdschrift Monthly Notices of the Royal Astronomical Society de bevindingen.
Portegies Zwart deed zijn berekeningen voor het Trapeziumcluster in Orion. Dat is een sterrenhoop op 1400 lichtjaar van de aarde in het bekende sterrenbeeld Orion. De sterrenhoop bevat meer dan duizend sterren in een gebied dat ongeveer vijftien keer zo groot is als ons zonnestelsel. De sterren zijn ongeveer 1 miljoen jaar jong en bevinden zich dicht op elkaar.
Rond een deel van de sterren draaien stofschijven. In deze schijven ontstaan na verloop van tijd planeten. Ook ons zonnestelsel heeft ooit een stofschijf gehad waaruit de planeten zijn gevormd. Wetenschappers kunnen tot nu toe niet goed verklaren waarom sommige sterren een grotere stofschijf hebben dan andere sterren. Ook is niet echt duidelijk hoe een sterrenhoop in de loop der tijd evolueert en wat dat voor invloed heeft op de grootte van de stofschijf.
Portegies Zwart begon met een complexe simulatie om het probleem van sterrenhopen en stofschijven op te lossen: "Ik gebruikte een model met een hele rimram aan processen. Dan moet je denken aan sterevolutie, stralingstransport, overgebleven gaswolken, het zwaartekrachtsveld van de hele Melkweg, et cetera, et cetera."
Vervolgens legde Portegies Zwart zijn model naast 95 sterren en hun stofschijf die door de Hubble Ruimtetelescoop waren bekeken. Het ingewikkelde model bleek goed te werken. Daarna schakelde de sterrenkundige stuk voor stuk bijna alle ingrediënten van het model uit. Uiteindelijk bleven in het model alleen nog de botsingen tussen sterren over.
Tot Portegies Zwarts verbazing bleek ook het uitgeklede model goed met de waarnemingen overeen te komen. Portegies Zwart: "Sterren rukken dus delen van elkaars stofschijven af als ze in de jonge sterrenhoop langs elkaar scheren. En de grootte van een verzameling stofschijven wordt bepaald door botsingen tussen sterren."
Dat is niet alleen mooi voor het model, maar ook voor onderzoek aan andere sterrenhopen en stofschijven. "Als je de schijven van een serie sterren bestudeert, kun je veel leren over de geboorte en de evolutie van jonge sterrenhopen."
Portegies Zwart vond verder nog dat de groottes van de stofschijven in het Trapeziumcluster in Orion het beste worden verklaard als hij de simulatie instelde op een fractale dimensie van 1,6. En daar komen de schilderijen van Jackson Pollock om de hoek kijken. "Number 5 van Pollock heeft een structuur met dezelfde regelmaat als die in de onderzochte sterrenhopen. Dat is dan ook meteen zijn duurste schilderij. Geinig toch!"
Portegies Zwart deed zijn berekeningen op de aan de Universiteit Leiden gebouwde computer Little Green Machine. Hij kreeg voor zijn onderzoek subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA).
Lees meer UL Lees meer AstronomiePubl. 2016-01-14 17:19:39